Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

H. Hartklooster Utrecht

Wie zou in september 1944, toen de bevrijding in Limburg was begonnen, gedacht hebben dat het nog zolang zou duren voordat de bevrijding in Utrecht werkelijkheid werd? Op 4 september hoorden de zusters van het H. Hartklooster al berichten als: Maastricht is vrij, later Sittard, Den Bosch, Venlo en Breda. We meenden dat we hier ieder ogenblik de Engelsen konden verwachten.

Er werden vlaggen genaaid, versieringen gemaakt… iedereen was blij en wij niet in het minste. In plaats van Engelsen zagen we hele karavanen mensen Utrecht binnenkomen en dat was een droevig gezicht. Half oktober hoorden we dat ook de zusters van Roepaan, met de bevolking van Ottersum op weg waren naar Utrecht en het Noorden. Moeder Bibiana heeft toen dadelijk te Zeist, waar alle evacuees aankwamen laten informeren en gevraagd of de zusters bij ons konden komen. Dit werd toegestaan, hoewel geen evacuees in Utrecht mochten blijven. Op zaterdag 4 november arriveerden 23 zusters doodmoe en uitgeput van de moeilijke reis. In allerijl werd er gezorgd dat de arme reizigsters te eten kregen en een warm bed. Toen de mensen in de buurt dit te weten kwamen, stond even later de gang vol divans, dekens, ledikanten enz…. de Voorzienigheid zorgde al…. Ieder vond een plekje in de studieklas, pianokamer, zolder, tot zelfs de 2 badkamers toe.

Toen de bannelingen zich thuis gingen voelen kwam de vraag: “Wat zullen we eten en drinken?” We waren snel door onze voorraad. De bonnen werden minder en weldoeners niet meer bereikbaar. Dan maar zelf de boer op. We trokken met de fiets, die mensen ons leenden, er op uit naar omliggende plaatsen. Soms waren we met 6 tegelijk op stap, twee aan twee naar verschillende richtingen. Twee zusters zijn een halve week weggebleven naar Uithoorn en Mijdrecht. Een boer die juist op het veld was, zo heeft hij later verteld, zag de zusters en bad maar steeds Jezus, Maria Jozef, Jezus, Maria, Jozef laat ze verder gaan. Het leek eerst ook zo, maar toen waren ze toch gekomen. Ze hebben natuurlijk wat gekregen en er plezier om gehad. De andere zusters kwamen ‘s avonds zwaar beladen weer thuis met rogge, tarwe, erwten, bonen, kaas, vlees, spek, boter enz. De mensen vroegen daarvoor niets dan een gebed voor hun jongens dat ze niet naar Duitsland hoefden of dat ze spoedig zouden terugkeren. Ook vroegen ze om te naaien of te breien. Daarmee konden de zusters die er niet op uit gingen zich verdienstelijk maken. Een grote moeilijkheid was het eten gaar te krijgen, gas was er al lang niet meer. Op een klein kacheltje met een verlengstuk naar de pijp moesten we ons zien te redden. Het werd een brij van aardappelen, soep en brood. Toen tot overmaat van ramp de kolen in beslag genomen werden was goede raad duur. De bomen in onze tuin werden omgehakt zoals de mensen in de straat al hadden gedaan.

Voor de mensen die er nog op uittrokken werd het steeds moeilijker. Het verzamelde eten werd hun soms nog afgenomen, ze werden beschoten en kwamen gewond terug. Samen met de parochies en kerken werd een voedselvoorziening op gang gebracht. Voor de kinderen van 4 tot 6 jaar werd 3 keer per week een maaltijd bereid. Voor de kinderen van 6 tot 14 jaar 1x per week. In de school van Zr. Everhardis aten elke week 3000 kinderen. De kleinsten van 1 tot 4 jaar kwamen in de verschillende kleuterscholen waar de fraters en zusters hielpen. Volwassenen kregen een half litertje slechte soep van de gaarkeuken, die ze met de ogen dicht moesten eten, daar ze anders niet binnen te krijgen was, met een enkel sneetje brood. De meeste moeders gaven dit brood nog aan hun kinderen. Op straat zag men dan ook alleen uitgehongerde en bedroefde gezichten.

in Januari 1945 werden we ook nog verrast met veel regen zodat de kelder vol liep met water. In een rij van zusters werden emmers water doorgegeven en kwam de kelder weer watervrij. Zr. Adeltraud, een Roepaan-evacuee, maakte er een mooie tekening van.

Het ging maar de boer op en wat kwam van het gebeds- en kloosterleven dan nog terecht? Alle gebedstijden werden in acht genomen en daarbij hadden we elke nacht van 6 tot 9 uur aanbidding, waar gebeden werd voor de vrede, voor de weldoeners, voor de congregatie.

Toen de maand mei naderde hoorden gemompel over een capitulatie. Of het waar was? We gingen vol hoop de meimaand in en 3 mei werd ingezet met meer dan honderden voedselpakketten die uitgegooid werden door de Engelse vliegtuigen. Het was gewoon één jubel, mensen en kinderen juichten op straat, op de daken en in de ramen. Het was de ontspanning na een lange hongerperiode, maar nu voelden ze geen honger, in de gaarkeuken werd heel weinig afgehaald – en toch waren de pakketten nog niet verdeeld. Diezelfde vrijdagavond klonk de roep: “Wij zijn vrij…De Duitsers hebben gecapituleerd.” Het ging van mond tot mond …. en onze zusters die al in bed waren konden het daar niet meer uithouden. We dansten en zongen van plezier en toen we en beetje uitgekuurd waren, zijn we naar de kapel gegaan en hebben God met een welgemeend Te Deum en Magnificat innig bedankt voor de wonderbare bescherming in de hele oorlog ondervonden.

Diezelfde week kregen we heel veel toegewezen, fijn witbrood, cakes, chocolade, bussen vlees enz. Wel hadden de mensen die hun vader of broers in Duitsland hadden nog veel zorg over hun terugkomst. Men hoopte dat ook dat goed zou aflopen.