De eerste zusters kwamen in 1876 in Nederland aan en begonnen hunr werk zoals dat toen mogelijk was. In de kleuterschool stonden zusters zonder opleidingspapieren en ook in de wijk begon men zonder diploma. Men werd wijs door ervaring.
Door de vermaatschappelijking van het werk veranderde er van alles op allerlei gebied. Diploma’s werden vereist, zusters zonder diploma moesten het veld ruimen. Het bestuur was in de eerste periode nog altijd de congregatie Er kwamen wetten en voorschriften. Leken deden hun intrede. Dat was bijvoorbeeld heel duidelijk in het ziekenhuis. Werkten de zusters daar de gehele dag, soms een dag en nog een deel van de nacht, toen de leken hun intrede deden werd de werkdag van 8 uur een normaal verschijnsel. Zo kregen de zusters ook meer vrije tijd. Salarissen deden hun intrede, voorheen was er soms een overeenkomst met de congregatie gesloten.
In het onderwijs kon men oorspronkelijk zusters zonder meer verplaatsen, nu kregen de leken en de zusters een aanstelling waaraan rechten verbonden waren. Er kwamen andere schoolbesturen, zodat ook zusters niet verplaatst konden worden als de congregatie ergens een vacature had. De kleuterleidsters kregen pas in 1956 een salaris, tot die tijd moest de congregatie opkomen voor de salarissen en betaalden de ouders een bijdrage.
Langzamerhand werd vrijwilligerswerk weer belangrijk voor de zusters, zo waren ze vroeger ook begonnen. Dit werk was: helpen bij de liturgie, pastoraal werk, werk bij zieken, ouderen en vluchtelingen.