Toen de zusters uit Duitsland overkwamen en zich in Nederland gevestigd hadden, werden ze in parochies o.a. gevraagd voor scholen: naaischolen en kleuterscholen, lagere scholen, later ook voor Mulo en Kweekschool.
Ze hebben gewerkt in primitieve omstandigheden en nog zonder subsidie van de staat.
Door de nieuwe schoolwet van 1921 werden de zusters verlost van veel financiële problemen.
Er is door de zusters veel werk verzet in het onderwijs totdat ze, vele jaren later, de onderwijstaak weer moesten overdragen. Deze taak werd toen door de maatschappij overgenomen.
Geschiedenis van het onderwijs in vogelvlucht
Nadat de zusters tijdens de Kulturkampf vanuit Münster verdreven werden trokken ze naar Nederland, naar Steyl, waar ze het doel van de Congregatie, waaronder ook het geven van onderwijs, wilden blijven nastreven. In Steyl hoopten ze hun werk te kunnen voortzetten. Er kwam een pensionaat waarin naast Duitse ook Nederlandse pensionaires werden aangenomen. Hier kwam de Congregatie voor het eerst in contact met de Limburgse jeugd.
In de 19-de eeuw waren er in Nederland heel wat actieve Congregaties gesticht om priesters te helpen de materiële en vooral ook geestelijke nood te verlichten. Lang niet altijd konden de pastoors de geschikte personen vinden in hun omgeving. Vandaar dat de parochie-geestelijken ook bij onze Congregatie aanklopten om zusters te vragen voor de liefdewerken, met name ook voor het onderwijs.
In 1876 kwamen er in Blerick een naaischool en een bewaarschool. De vergoeding was zo gering, dat de zusters er niet van konden bestaan. In 1896 werd de eerste lagere meisjesschool geopend. Om deze behoorlijk in te richten moesten de zusters zich de grootste ontberingen opleggen, want de schatkist van de school was leeg en de school werd niet gesubsidieerd. Pas vanaf 1920 kregen de onderwijzeressen salaris. Voor de kleuterleidsters duurde dat nog tot eind jaren vijftig.
Niet overal ging de stichting van nieuwe filialen zo langzaam als in Blerick. Met de hulp van de heren geestelijken en ook vaak van de burgemeesters, konden de oversten van de Congregatie spoedig huizen openen in Helden, Sevenum, Neer, Tegelen, Maasbree, America, Maasniel, Oirlo, Panningen en Velden. In Kessel kreeg de Congregatie in 1880 een mooi kasteel aangeboden van Baron de Keverberg d’Áldengoor. Hier begonnen de zusters een pensionaat, een meisjesschool, een kleuterschool en een naaischool.
In 1880 gaf Mgr. Paradis van Roermond verlof om in Venray een klooster te bouwen, wat tevens inhield, dat ook daar scholen ontstonden. In 1950 zijn een grote streekschool en twee internaten ontstaan voor jongens en meisjes met een geestelijke beperking.
In 1881 werd het landhuis “Maria Roepaan” aangekocht, omdat het pensionaat de Keverberg in Kessel te klein werd. De zusters begonnen er een Nederlandse en een Duitse meisjesschool. Omdat de weg naar “Maria Roepaan” voor de kinderen uit het dorp vooral ’s winters te ver was, werd er in 1884 in de kom van het dorp Ottersum een nieuwe school gesticht, waar voortaan de Nederlandse kinderen naar school gingen. Omdat “Maria Roepaan” dicht bij de grens lag stuurden armbesturen uit Dülken, Krefeld, Lobberich e.a. Duitse weeskinderen naar Nederland. Uit Goch, Kleef en andere plaatsen kwamen meisjes uit de burgerstand er de huishouding leren. Om tegemoet te komen aan de wensen van de ouders werd er in 1895 officieel een huishoudschool geopend.