Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

  1. recollectiedagen
    Recollectiedagen waren maandelijkse stille dagen. Ze duurden van zaterdagmiddag tot zondag na de middag. Behalve het strenge stilzwijgen was er een gewetensonderzoek en hield men een schriftelijke terugblik op de voorbije maand. Bij het sluiten van de vernieuwing werd het Te Deum gebeden. De vernieuwing hield in dat men weer begon met een schone lei.
  2. nachtelijke aanbidding
    Dit ging uit van het bisdom en alle congregaties deden eraan mee. De aanbidding moest doorlopen en de tijden waarop men aan de beurt was, werden doorgegeven. Bij de nachtelijke aanbidding loste men elkaar na 1 uur af. Steeds baden dan gedurende die nacht 2 zusters in de kapel; eeuwigdurende aanbidding werd dit genoemd.
  3.  recreatiedag
    Recreatiedagen waren dagen waarop het normale stilzwijgen niet hoefde te worden gehouden. Op de recreatiedagen hield men nog wel tot 10 uur het gewone stilzwijgen, maar daarna mocht men gewoon praten.
    Recreatiedagen werden gegeven door de overste of de bisschop en wel bij feesten en bijzondere gelegenheden.
    Op dagen van het gewone stilzwijgen gaf de overste aan tafel soms ook wel gelegenheid om te praten als daar een aanleiding toe was.
  4. constituties
    De constituties zijn voorschriften en bepalingen voor de hele congregatie. Ze zijn goedgekeurd door Rome of door het bisdom. Men verplicht zich volgens de geest en de inhoud van deze constituties het leven telkens opnieuw vorm en richting te geven.
  5. postulaat en noviciaat
    Het kloosterleven begint met de opname in het postulaat, de tijd van de eerste voorbereiding en inleiding op het religieuze leven. De postulant en de congregatie leren elkaar wederkerig kennen en er komt een grotere duidelijkheid omtrent de roeping tot het religieuze leven. De duur van het postulaat is ½ of één jaar. Het noviciaat volgt op het postulaat en duurt 2 jaar.
    Het noviciaat beoogt het geloofsleven te verdiepen; ook werd de novice vertrouwd maken met de geest en het werk van de congregatie. Gedurende de tijd van het noviciaat kan de novice echter ook zelf de beslissing nemen de congregatie te verlaten.De overgang van postulaat naar noviciaat was een feestelijke gebeurtenis. De postulant ontving daarbij de eigenlijke kloosterkleding. Als voorbereiding op de geloften ging men 10 maanden wonen in een van de huizen van de congregatie; het was om ervaringen op te doen.
  6. brevier
    Door het gemeenschappelijk bidden van het officie, het brevier, ook “getijdenboek” genoemd, neemt men deel aan het officiële gebed van de kerk. Het brevier is het gebedenboek voor priesters en kloosterlingen, waarin psalmen, gebeden en geestelijke liederen staan en waarin ook levensbeschrijvingen zijn opgenomen van de heiligen voor iedere dag.
  7. rozenhoedje en rozenkrans
    Vijf maal Eer aan de Vader, vijf maal Onze Vader en vijf maal 10 Weesgegroeten vorm( d)en het rozenhoedje, wat dagelijks gebeden werd, ook in de gezinnen. Je kon dat naar believen in de kapel of b. v. in de tuin doen.
    Drie rozenhoedjes vorm( d)en samen een rozenkrans.
    Bij het bidden van de “tientjes” van het rozenhoedje en de rozenkrans werden “geheimen” overwogen, de blijde, droevige en glorievolle geheimen:
    De blijde geheimen:
    1.De engel Gabriël brengt de blijde boodschap aan Maria.
    2.Maria bezoekt haar nicht Elisabeth.
    3.Jezus wordt geboren in de stal van Bethlehem.
    4.Jezus wordt in de tempel opgedragen.
    5.Jezus wordt in de tempel wedergevonden.
    De droevige geheimen:
    1.Jezus bidt in doodsangsttot zijn hemelse Vader.
    2.Jezus wordt gegeseld.
    3.Jezus wordt met doornen gekroond.
    4.Jezus draagt zijn kruis naar de berg van Calvarië.
    5.Jezus sterft aan het kruis.
    De glorievolle geheimen:
    1.Jezus verrijst uit de doden.
    2.Jezus stijgt op ten Hemel.
    3.De Heilige Geest daalt neder over de Apostelen.
    4.Maria wordt in de Hemel opgenomen.
    5.Maria wordt in de Hemel gekroond.
    Onlangs zijn aan deze geheimen nog 5 nieuwe geheimen toegevoegd.
  8. geloften
    Door geloften bindt men zich aan de congregatie. Het zijn de geloften van armoede, maagdelijkheid en gehoorzaamheid.
    Door de gelofte van armoede verplicht men zich eenvoudig te leven en zich in te zetten voor een menswaardig bestaan van alle mensen. Het gaat om verantwoord omgaan met de materie. De beleving van de soberheid bestond vroeger o.a. ook wel in het gebruik om voor het dweilen van ruwe vloeren ook wel jute zakken te gebruiken. En het gebruikte zeepsop uit het washuis werd opgevangen om er gangen mee te schrobben. Enveloppen werden gekeerd en opnieuw gebruikt enz. Zo werd in kader van de soberheid al voor de opkomst van de milieubewegingen milieubewust omgegaan met de middelen.Tegenover die soberheid stond bv. een extra dikke appel op het feest van Elisabeth op 19 november of een mooi stuk zeep op Maria Visitatie 2 juli. Ook suiker op feestdagen en een ei voor de zwakkere zusters.
    Door de gelofte van maagdelijkheid ziet men af van huwelijk en gezin. Het betekent de verbondenheid met God en de naaste; er willen zijn voor God, voor de gemeenschap en anderen, vooral ook de armen.
    Door de gelofte van gehoorzaamheid wil men zich beschikbaar stellen en open staan voor de noden, in de gemeenschap en in het gemeenschappelijk zoeken naar wat God in deze tijd wil.
    Door het afleggen van de geloften bond de zuster zich aan de congregatie. Ze legde de geloften eerst af voor één jaar, vervolgens nog 2 maal voor één jaar en daarna eenmaal voor 2 jaar. Na deze 5 jaar volgde de eeuwige gelofte. Vóór het afleggen van de geloften werd een canonisch examen afgelegd bij het provinciaal bestuur, over het wel of niet toegelaten worden tot de congregatie.
  9. boetetafel
    Vrijdags werd er een boetetafel gehouden. Er werd dan geknield een sobere broodmaaltijd met pap en haring gebruikt. Daarnaast kon men eenmaal per maand verlof vragen om een individuele boetetafel te mogen houden. Je at dan alleen, geknield aan een afzonderlijke tafel en nederig vroeg je eten aan een medezuster.
    In een warme zomer kon het gebeuren dat er een extra boetetafel gehouden werd ter intentie van het vragen om regen. Intentie kon ook zijn het verlichten van noden van de wereld.
  10. kruisgebed
    Dit gebed bestond uit 6 Onze Vaders, 6 Weesgegroeten en 6 maal Eer aan de Vader. Het was een gebed waarbij men de beide armen in Kruisvorm uitstrekte. Het werd gebeden, aansluitend aan de Kruisweg, de lijdensweg van Jezus van het rechtshuis van Pilatus naar Golgotha.
  11. een driehoekje

    In geval van verplaatsing kreeg men van de Provinciale Overste een “driehoekje”, een driehoekig gevouwen briefje met daarop de nieuwe woonplaats. Kreeg men zo’n briefje, dan antwoordde men daarop “Ik dank u in gehoorzaamheid”.

  12. bezoek
    Tweemaal per jaar mocht men bezoek ontvangen van de naaste familie. Zelf ging men niet bij familie op bezoek. Gelukkig is dit later veranderd, zoals er veel veranderd is in de jaren 1960/1970. Het begon eigenlijk met bezoeken aan medezusters in de eigen congregatie. Later volgden contacten met andere congregaties en daarna kwamen de familiebezoeken en de vakantie.
    De contacten met de andere congregaties namen toe. Zo waren er bijeenkomsten vanuit het Religieuzen Beraad waaraan door velen werd deelgenomen. Het ging om bezinning maar ook om ontmoeting en ontspanning.

Oude gebruiken met een knipoogje
De boog kon niet altijd gespannen staan. Ontspanning hoorde er ook bij en die moesten we als gemeenschap samen zoeken in het klooster. De beleving van gemeenschap was ook in de ontspanning van groot belang. We gingen niet uit en we kenden geen vakanties. We vonden en beleefden ontspanning in allerlei vormen. Hier volgen enkele voorbeelden van zulke ontspanning:

Onnozele Kinderen 28 december. Dit feest werd intens gevierd. De jongste zuster had die dag de leiding in plaats van de overste. Ze mocht dan ook trakteren en iets leuks organiseren. Het was een echte ontspanningsdag.
Driekoningen 6 januari. Op die dag werden er in de keuken 3 bonen in de pudding gedaan. Degenen van de zusters die een boon op haar bord vonden, moesten “koning” zijn. Er werd een heuse kameel gemaakt die door de refter trok. Hij was gemaakt van een groot kleed of deken waaronder zusters verborgen zaten. De kop zat vast aan een bezemsteel. Ook de kameeldrijver had zijn taak. En de koningen (Melchior, Caspar en Balthasar) mochten trakteren. De lachspieren kwamen wel los.
Feest van St. Jozef 19 maart. Op die dag werd er een lichtprocessie gehouden in de tuin van het klooster of bij slecht weer in huis. ledereen was voorzien van een lampion en we zongen met vuur: “Gaat tot Jozef met vertrouwen, zwaar beproefden door het lot. …” .St. Jozef werd in de congregatie bijzonder vereerd en overal in de kloosters trof men dan ook het St. Jozefbeeld aan.
Sacramentsdag. Voor deze dag creëerden we met gekleurd zaagsel in het park religieuze tapijten in verband met de processie die op die dag gehouden werd. De priester met het Allerheiligste liep in die processie mee met bruidjes met bloemen.Er werd gebeden en gezongen en het was mooi om te zien en mee te maken.
Kloosterjubilea waren feesten die o.a. uitnodigden om creatief bezig te zijn. Er werd b.v. ook toneel gespeeld of een levensverhaal uitgebeeld. Er werden eigengemaakte liedjes gezongen en het was een mooie dag voor iedereen.
In de keuken. Stel we waren met z’n drieën werkzaam in de keuken. De opdrachten waren verdeeld: één zorgde voor het hoofdgerecht, één voor het vlees en één voor de soep”,en het nagerecht. Gezamenlijk groenten schoonmaken en aardappelen pitten was een mooie bezigheid. Waar veel eters waren, moest men elkaar helpen zodat alles goed verliep. Bejaarde zusters hielpen mee en daarbij werd gebeden en gezongen. Als het erg druk was, mochten ze wel praten, terwijl het voor gewoon stilzwijgen was. Ook het verwerken van groenten en fruit uit de grote eigen tuin o.a. voor inmaak en later diepvries vroeg veel inspanning. Ontspanning was daarbij heel welkom.
Nog meer feesten. dat waren extra recreatiedagen.
St. Martinus op 11 november. We kregen dan de eerste ( zelfgebakken) speculaas.
St. Nicolaas 5 december met speculaas, taai taai enz. Vol verwachting.
Stichtingsdag 3 november, ook een feestdag .
Feest van de H. Elisabeth: we kregen allemaal een extra grote appel. Op 2 juli: Maria Visitatie weren we verwend met een stukje zeep.
Er mocht dan gepraat worden. Voor de zusters die werkzaam waren in het ziekenhuis of de school, ging het werk ondertussen wel gewoon door.

Veel gebruiken hangen samen met de beleving van de geloften, bv. van “armoede”
Niet zelf beschikken. Je mocht over niets zelf beschikken. Had je bezoek gehad en had men iets voor je meegebracht, dan was dat niet voor eigen gebruik. Je gaf het af en afhankelijk van de gulheid van de overste kreeg je er niets of wel iets van.
Verhuizing. ,Als je naar een ander kIooster verplaatst werd, dan ging je hele bezit (geen boeken en zo) mee in een rieten mand; meer had je namelijk niet.
Habijt. Je had drie habijten, één voor de zondag en twee voor het werk. Het habijt was zo gemaakt dat de mouwen, als ze aan de onderkant versleten raakten, naar boven konden worden omgezet. Van het “borststuk”, bestaande uit 12 plooien ( de twaalf apostelen genoemd) werden regelmatig de plooien verlegd zodat het hele
lapje kon slijten. Dat was werk voor in de vakantie, kleren wassen en verstellen.
Vakantie. We gingen niet op vakantie, maar plakten en kaften schoolboeken, zodat alles weer op orde was als het nieuwe schooljaar begon. In de vakantie werd ook wel ontspanning geregeld voor de schoolzusters en de anderen die in huis hun werkzaamheden hadden.