Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

 

Toen ik in 1953 intrad in de congregatie Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid in Steyl, was de Nederlandse provincie een bloeiende gemeenschap met 675 zusters verspreid over 26 kloosters en werkzaam in talloze activiteiten. Tot kort voor de tweede Wereldoorlog kwamen er nog regelmatig zusters uit Duitsland die als “missiezuster” werden uitgezonden naar Nederland of die voor herstel na de oorlog van 1914-1918 naar Maria Roepaan kwamen. Menige zuster bracht tuberculose mee en is te jong gestorven. Een jaar na mijn intrede werd Indonesië een zelfstandige provincie. Dat betekende dat er ineens 40 zusters werden afgeschreven als lid van de Nederlandse provincie. (Nederlandse en Indonesische). Na het Vaticaans Concilie kwam er een ander leefklimaat op gang met een vernieuwende kijk op het mens- wereld- en Godsbeeld. Er kwam meer ruimte voor eigen verantwoording en zelfstandigheid dat de nodige spanningen binnen de gemeenschappen tot gevolg had. Voor de een ging het niet snel genoeg en de ander bleef liever bij het oude vertrouwde klimaat zoals het altijd al was geweest. Dit had tot gevolg dat in de jaren 60-75 zo’n 60 zusters van verschillende leeftijden uittraden om hun heil elders te zoeken. Het aantal intredes in Steyl verminderde en viel stil in 1967. Daardoor moesten meerdere activiteiten, kloosters, instituten en scholen worden opgeheven, maar ook nieuwe activiteiten in kleiner verband konden worden gestart. Zelfs enkele zusters konden nog worden uitgezonden naar Aruba en Afrika.

Piet Leenhouwers, een kapucijner priester, hield ons in die tijd voor: “Niet te sterven in de middag”. Na het kapittel van 1970 ging er een nieuwe wind waaien. Groepen kregen begeleiding, er vormden zich gespreks- meditatie- en leesgroepen naar eigen keuze over communiteiten verspreid. Er werden kleine leefgroepen gevormd waarbij de aandacht en ruimte voor de persoonlijke ontwikkeling op religieus gebied centraler stond en geloofsbeleving en zingevingsvragen meer aandacht kregen. Er werden voettochten georganiseerd waar we al lopend met elkaar in gesprek gingen. Zo leerden we elkaar op een andere manier kennen en waarderen en groeide er meer respect voor elkaars verscheidenheid. De kapittels werden opener en vorderden inspraak, overleg en dialoog. De betrokkenheid en verbondenheid binnen de congregatie en vanuit de missiegebieden Indonesië, Afrika en Aruba werden intenser beleefd.
Bij het 70-jarig bestaan van de Nederlandse provincie in 1990 werden we tot een dialoog opgeroepen met de vragen: “Wat waren voor jou de hoogte- en dieptepunten in de jaren 1920-1990 en hoe hebben die jaren je gevormd? De jaren 1940-1945 bleken de meeste invloed te hebben gehad met hoogte- en dieptepunten. Het delen van de angst, de pijn, het afgesloten zijn van familie en de gezamenlijke strijd bij ontberingen en evacuaties hebben veel vooroordelen weggenomen tussen de Duitse en Nederlandse zusters, die toen nog ongeveer fiftyfifty in aantal waren. Daardoor kwam er een diepere eenheid tussen de 2 nationaliteiten tot stand. Toen na 1950 de mogelijkheid tot terugkeer naar Duitsland werd opengesteld, maakte daarvan slechts een handvol zusters gebruik. Wel namen veel zusters nadien de Nederlandse nationaliteit aan. Deelname aan bijeenkomsten en contacten in beide provincies werd versterkt tussen besturen, huisoversten en werkgroepen. Ook op persoonlijk vlak groeiden blijvende contacten. We stonden daardoor meer open voor de internationaliteit en zo kreeg inculturatie meer aandacht.

Dat Gods Voorzienigheid over ons waakte en ons begeleidde werd zichtbaar toen grote kloosters, Venray en Venlo, werden opgeheven en in 1989 binnen een jaar tijd 80 zusters een nieuwe plek vonden. Nadenkend over de vragen: “Wat heb ik de groep te bieden en wat hoop ik te ontvangen om tot een gezamenlijk doel te komen”  konden de meeste zusters een eigen keuze maken. Omdat het aantal zusters in de provincie verminderde en verouderde kwamen er interieurverzorgsters, verzorgend personeel, leidsters in communiteiten en werden geleidelijk bestuursactiviteiten overgenomen door personeel van buiten de gemeenschap. Het creëren van een nieuwe bestuursvorm met deskundige niet religieuze personen is, ondanks de medewerking van het generaal bestuur, uiteindelijk door Rome toch niet bevestigd. In de aangepaste constituties van 2020 is een goede beschrijving weergegeven van de plaats van een communiteit onder het generaal bestuur. In het geestelijk testament: “Het onvoltooid verhaal” is de spirituele zoektocht verwoord, die de groei tot in de avond aangeeft en als geschenk en erfenis werd overgedragen aan degenen die na ons komen. God alleen weet hoe en wanneer.

We mogen constateren dat er in Gods wijngaard veel gesnoeid is, maar dat er ook veel nieuwe loten ontsproten zijn en de vruchten ontelbaar werden. Deze rijke oogst mag in de geschiedenis voortleven in de straatnamen van zusters, in woorden weergegeven in boekvorm, in gedenkmonumenten op verschillende plaatsen en in de vele geschenken waarin de dankbaarheid van mensen voor de inzet en toewijding van de zusters tot uitdrukking is gebracht. Regelmatig wordt het archief geraadpleegd om de geschiedenis van plaatsen waar de zusters werkzaam waren, opnieuw tot leven te brengen. Degenen onder ons die in 2026 het 150-jarig aanwezig zijn in Nederland mogen meebeleven, zullen dan met een dankbaar hart gedenken dat Gods Voorzienigheid in het omzien naar mensen ook door de zusters is uitgedragen. Ik ben dankbaar en trots dat ik met alle voorgangsters mijn bijdrage heb mogen leveren in de wijngaard die de naam van Goddelijke Voorzienigheid draagt.

Zr. Henrica Jans

 Toelichting bij de illustraties:

  1. Raam met Drievuldigheid heeft Zr. Antoine in 1948 bij haar 25 jarig kloosterfeest gekregen van de gebroeders Flos die als onderduiker in Steyl de oorlog hebben overleefd.
  2. Wandbord aangeboden door het Instituut Maria Roepaan bij het afscheid van de zusters na ruim 40 jaar aanwezigheid.
    Tekst: Ontgin waar niemand vruchtbaarheid vermoedt.
  3. Het wandkleed dat in 1990 door onze zusters is gemaakt en waarin de groei en bloei van de provincie is weergegeven.
    De regenboog als teken van Gods verbond. In dat verbond leven en sterven we.
    De vogels in opwaartse vlucht tonen de spirituele weg. Tevens toont het de weg van loslaten en sterven en als gelovige vrouwen de Geest van God levend houden.
    De bloemen zijn symbool van de bloei van de provincie.
  4. Het geestelijk Testament ”Het onvoltooid verhaal”
  5. Monument aangeboden door de gemeente Tegelen bij het 150-jaar bestaan van de congregatie. Symbool van geven en ontvangen.