Het Tweede Vaticaans Concilie (11-10-1962 tot 8-12-1965)
Het tweede Vaticaans Concilie bracht openheid. Er groeide een ander Gods- kerk-, en mensbeeld. Ook binnen de kloosters veranderde er veel.
Er kwam meer ruimte voor eigen initiatief. Men mocht mondiger zijn en kreeg meer eigen verantwoordelijkheid.
Tegelijk was het niet altijd makkelijk de veranderingen een plaats te geven; de jaren na Vaticanum II waren zeker ook moeilijke jaren. We stonden voor de nieuwe opgave: Hoe vul ik mijn religieus zijn nu in? Samen zochten we naar vernieuwing en eigentijdse invulling van het religieuze leven. Daartoe ontstonden gespreks-, bijbel-, en meditatiegroepen. Ook werden commissies en werkgroepen gevormd om mee te denken en mee te organiseren.
Meegaande met de tijd, willen we in openheid inhoud blijven geven aan ons leven. We willen blijven zoeken om ons leven in dienst te stellen van de mensheid, in trouw aan onszelf, aan de congregatie en aan God.
Ontwikkelingen na het tweede Vaticaans Concilie
In het kerkelijk leven bracht het Tweede Vaticaans Concilie overal beweging. Democratisering en secularisering van het kerkelijk leven leidden ook binnen de kloosters tot pluriformiteit, grotere zelfstandigheid en meer eigen verantwoordelijkheid.
Sociale taken waar de zusters mee begonnen waren, werden door de maatschappij overgenomen. Veel zusters voelden zich overbodig en konden in die woelige tijd hun weg niet meer vinden. De vele uittredingen rond de zeventiger jaren en het steeds afnemend aantal intreden brachten de Nederlandse Provincie ertoe sommige van de bestaande kloosters op te heffen. Zelfs het huis waar het allemaal begonnen is met de zelfstandigheid van de Provincie, ons dierbaar Steyl.
De ontwikkelingen in de kerk waren van dien aard, dat het Provinciebestuur zich genoodzaakt zag te kiezen voor een bepaald kerkbeeld. Na het kapittel van 1981 werd deze visie door het bestuur als volgt geformuleerd: “Wij volgen een kerk, die nederig is, die zoekend durft te zijn, pelgrimerend als Gods Volk onderweg, de kerk van de armen, de kerk als Gods woonplaats onder de mensen.” Deze visie ondersteunen we nog steeds in deze tijd.
Maar door de sociale verbeteringen, de overname van het werk van de zusters door leken en door de oriëntatie op de eigen oorsprong vanuit de kapittels, is het waardepatroon binnen het religieuze leven van de congregatie sterk veranderd. De collectieve inzet als gemeenschap voor grote werken maakte plaats voor een individuele, zelfgekozen inzet binnen het haalbare.Van het “doen” kwamen we in het “zijn” terecht met het accent op leven en het er zijn als gemeenschap. Er kwam grotere aandacht voor onderlinge relaties en het ervaren van betrokkenheid en verbondenheid. In plaats van samen te wonen met 100 zusters in een huis, allen werkend aan eenzelfde werk, zag je steeds meer kleinere leefgroepen of zusters die alleen woonden, om mee te werken aan de plaatselijke nood.
Dat neemt niet weg dat de betrokkenheid hierdoor gebleven is. Ik durf voorzichtig vast te stellen dat de betrokkenheid op de noden binnen de congregatie en van de maatschappij gegroeid is. We proberen nog steeds een oplossing te vinden als de daadwerkelijke nood zich aandient. Het enige verschil is echter dat we anderen ( leken ) nodig hebben om onze spiritualiteit door te laten leven. Gelukkig zijn er ook in deze tijd nog mensen die zeer idealistisch zijn om te werken in dergelijke noden.
Ook het thema van het kapittel van 1993 spreekt voor zich: Kies dan het leven.
Kiezen voor het leven wil zeggen de realiteit onder ogen zien, in de wereld, in de kerk, in de congregatie, op de plek waar je leeft.
Zuster Johanni ( 25 februari 1995)
Spiritueel onderweg zijn.
Spiritueel waren en zijn wij onderweg bij voettochten, bij elk groepsgebeuren, tijdens de kapittels en in alle internationale bijeenkomsten.
Voettochten In de jaren 1972 tot 1982 organiseerden we als Nederlandse provincie 1 of 2 keer per jaar een voettocht, naar het idee van de Pax Christi voettochten die in die tijd populair waren en een groot aantal deelnemers kenden. Via onze voettochten kwamen we ongedwongener met elkaar in gesprek over geloofszaken en religieuze belevingen. We hadden niet geleerd over onze diepere lagen met elkaar in gesprek te gaan. Deze voettochten stonden onder een thema en bevatte een tekst met vragen en een uitgestippelde weg die van plaats tot plaats leidde. De te lopen afstand was tussen de 10 en 12 km. Bij bepaalde rustplaatsen werd er een versterking aangeboden en kwamen de vermoeide voeten even tot rust. Voor de zusters die al wat ouder waren, werd een kortere route uitgezet. Er was een overnachting bij, zodat in de avonduren evaluatie van de dag plaatsvond, met een gezellig samenzijn. De volgende dag was er een spiritueel moment voordat de terugtocht werd aanvaard. Bij aankomst was er voor een heerlijke maaltijd gezorgd. We organiseerde deze tochten binnen onze eigen provincie, maar wisten ook onze Duitse provincies Kevelaer en Munster er warm voor te krijgen. Ging dat in het begin schoorvoetend en met de nodige taalproblemen, het leidde uiteindelijk tot onvoorstelbare ontmoetingen en begeestering. De taal van het hart kwam tot leven, daarmee overschreden we onverwachte grenzen.
Groepsgebeuren Naast deze voettochten ontstonden langzaamaan meditatiegroepen, gespreksgroepen, bijbelgroepen en leesgroepen. Dit bracht ons dichter bij elkaar dan alle maandelijkse conferenties, (wat meestal alleen een consumeren was), vooral ook omdat het de grenzen van de eigen communiteit overschreed, waardoor het spreken over eigen visie en ervaringen als minder kwetsbaar werd ervaren. Ook werden er jaarlijks bezinnings- en ontspanningsweken georganiseerd waar meestal zo’n 30 zusters aan meededen. Daardoor groeide de eigen geloofsbeleving en de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid in het zoeken naar de diepere zin van het religieuze leven. Tevens werden de actualiteiten en ontwikkelingen binnen het kerkelijk en maatschappelijk gebeuren ter sprake gebracht met de vragen hoe sta ik daar in en hoe ga ik daar mee om. Veel zusters namen tevens deel aan cursussen, geloofspracticums, groepsprocessen en bezinningsbijeenkomsten die elders gegeven werden. Uit de eerste aanzetten is binnen de provincie een jaarprogramma ontstaan. Vanuit het bestuur werden er jaarlijks een aantal vormingsdagen georganiseerd. Later heeft een werkgroep dit overgenomen.
Kapittels De generale en provinciale kapittels gingen vanaf de zeventiger jaren steeds meer thematisch werken en daarbij werden methoden aangereikt als “Zien, oordelen en handelen” en het “Geloofsproces” bestaande uit 6 stappen o.a. de realiteit waarnemen, analyseren, aanschouwen in het licht van de bijbel, Gods handelen zien in deze, vertaling van de opdracht naar de gemeenschap (besluitvorming) en deze boodschap omzetten in het praktisch handelen bij de zusters. De thema’s van de kapittels werden in alle provincies/regio’s verder uitgewerkt, zodat we spiritueel steeds meer een eenheid gingen vormen en er een sterkere verbondenheid groeiende was. Onze rectoren Dhr. Gos van de Wouw, A. van Elven en Rich Salemans gingen op liturgisch gebied met de inhoud aan de slag zodat we op steeds meer terreinen vertrouwd raakten met de ontwikkelingen in kerk en maatschappij. Als provincie hebben we deze progressieve groei als weldadig ervaren. Het “Onvoltooid verhaal” dat in 2011 in beperkte kring werd uitgegeven is een weergave van onze groei en plaats in de huidige tijd.
Internationaliteit Regelmatige bijeenkomsten met de provincies in Duitsland leerden ons over de grenzen heenkijken en via de internationale kapittels raakten we steeds meer vertrouwd met de problemen, spanningen maar vooral ook met de inzet, de frisheid en het elan die aanwezig zijn in onze congregatie. In 1992 bij het 150-jarig bestaan van de congregatie hadden we in 1991 het vernieuwingsproces als een jaar van gezamenlijke voorbereiding. Alle zusters hadden dagelijks eenzelfde tekst voor meditatie en gebed met vragen om tot een eigen analyse te komen over het thema: “Met Jezus op weg, in het spoor van Gods Voorzienigheid”. Zo krijgen we nu nog regelmatig vanuit het generalaat bezinningsteksten aangereikt waar alle zusters in de verschillende provincies mee aan de slag gaan. De openheid en het vertrouwen krijgen daarmee steeds meer de overhand en wordt de werking van Gods omzien naar mensen zichtbaar gemaakt via onze werken en het aanwezig zijn ofwel vertaald in actie en contemplatie.