In de laatste maanden van 1944 kwamen er steeds meer Duitse soldaten die het klooster en de scholen in Arcen in beslag namen. Vanaf november verhuisden we naar onze kelder met enkele buren. Granaatvuur vernielde de kerk, het klooster en verschillende huizen. Na een rustige nacht die we al weken niet hadden gekend werden we op 9 januari 1945 wakker.
We hadden geen flauw vermoeden dat we onze primitieve legerstede zouden moeten verlaten. We gingen naar de H. Mis in de kelder van de pastorie. Op straat stonden soldaten van de ‘grüne Polizei’ die zeiden; Over een uur moet iedereen alles ingepakt hebben. Niemand mag hier blijven. We mochten 20 kg meenemen. We trokken driedubbele lagen kleren aan, pakten ons boeltje bij elkaar en dachten; we gaan toch niet. De hosties worden in de koffer meegenomen. De kruiwagen hadden we extra laten opknappen. We zetten onze pakken er op, bonden de rugzakken op onze nek en verlieten zo ons dierbaar klooster. Van alle kanten kwamen de mensen aan met volle kinderwagens, fietsen, kruiwagens, sleeën of een ladder. Een droevig gezicht.
Er vloeiden heel wat tranen. We trokken over de Steeg, Malibaan, Lingsforterweg naar Walbek. Een moeilijke reis door de sneeuw. We moesten schuilen vanwege de granaten en lagen dan plat in de sneeuw. In Walbek stonden de mensen het treurige schouwspel gade te slaan en zeiden: “Jullie nu en morgen wij” Wij hebben daar gerust, kregen brood en ham en een boer pakten onze pakken en rugzakken op de kar en bracht ons naar Geldern waar we tegen 6 uur aankwamen. We kregen een slaapplaats voor 24 personen en sliepen in een soldaten slaapzak. Na een slapeloze, onrustige nacht hadden we een H. Mis bij de zrs. van O.L. Vrouw van Mühlhausen We bleven daar 2 dagen, kregen brood en warm eten en konden ons daar wassen. Tegen 4 uur de volgende dag stond de trein klaar en onder luchtalarm zocht ieder een veilig heenkomen. Na de generale absolutie van de pastoor maakten we onze veewagen in orde en spreidde het stro uit. Met 40 personen gingen we met ouderen en kinderen in één wagon. We wisten niet waarheen. Er werd gebeden en gezongen. In Wezel kregen we erwtensoep en ging het verder naar Winterswijk. Dat we Holland ingingen was een hele opluchting. We waren bang dat ze de mannen in Duitsland zouden houden. De trein stond soms uren stil en sjokte dan weer verder. We werden stiller en stiller, we raakten uitgeput. In Zwolle stonden de mensen te kijken. We kregen niets te eten of te drinken. Het ging door naar Assen. Daar kregen we te horen dat we naar Groningen gingen waar we tegen 18.00 uur het station bereikten. Als zusters hadden we een streepje voor en vonden onderdak bij de zusters van O. L. Vrouw. We zagen er verschrikkelijk uit. De kap was verfrommelt en vuil. De volgende dag verhuisden we naar de huishoudschool, waar we al gauw aanvulling kregen van 16 zusters uit Well met een groep van 60 bejaarden. Ledikanten werden geleverd door een fabriek of we deelden de strozakken met elkaar of lagen met z’n drieën op 2 matrassen. De pastoor vertrok met de grootste groep naar Loppersum, 25 km verder. We maakten ons verdienstelijk door in huis mee te helpen, de zieken te verzorgen in het noodziekenhuis, uithelpen in de jongensschool en door met een kleuterklas te beginnen. In februari kwam de pastoor van Arcen met de vraag om naar de leegstaande pastorie te verhuizen voordat die door de Duitsers in beslag zou worden genomen. Iedereen zorgde weer dat we te eten kregen. Daar bracht Vader Bisschop Lemmens ons een bezoek. Er was een H. Mis en Lof voor alle evacuees.
!0 april hoorden we dat de Engelsen Groningen naderden en dat we spoedig zouden vertrekken. Tenslotte bleken dit loze berichten te zijn. Op 16 april hoorden we dat de Wehrmacht zich had overgegeven. De pastoor en de kapelaan gingen met een Rode Kruisband de stad in om de vernielingen van de stad te bekijken. Op 22 april kwam het bericht uit Limburg dat zij pas kort tevoren ons gevonden hadden. Zij hadden steeds gedacht dat we in Duitsland zaten.
Na de capitulatie op 4 mei werd de re-evacuatie op gang gezet. Meerdere keren kregen we bericht dat er auto’s onderweg waren. Zr. Martini en Lidwine gingen met de eersten mee. Daarna was het telkens wachten, inpakken, waren anderen ons voor of werden de auto’s in beslag genomen. Op 27 mei, Drievuldigheidszondag, congregatiefeest, werd dit feest gevierd op een open schokkende vrachtwagen. Onderweg werden meerdere evacuees opgehaald. Tot overmaat van ramp begon het te regenen. Een zeil werd over ons heen gespannen die we met paraplu’s op goede hoogde moesten houden om voldoende lucht te krijgen. Toen we Limburg naderden zagen we de ruïnes van Mook tot Arcen. Het ene dorp zag er nog treuriger uit dan het andere. Onze bagage was niet meegekomen. Zodoende moesten we nog 3 dagen in onze vuile kleren en kap blijven rond lopen. Het kloostergebouw werd opgeknapt, gepoetst zover dit mogelijk was. Op 6 juni kon de school weer beginnen, afwisselend, groepen jongens en meisjes. Op 24 juni hadden we weer een H. Mis op onze kapel. De niet getroffen dorpen kregen een adoptiekind aangewezen. Zo ging Nooddorp voor Arcen zorgen.
Zr. Witgera Fischer
Geboren 1895 in Gesmold D.
Woonachtig Arcen 1939-1948