Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

Zusterscongregatie

De Congregatie van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid had haar oorsprong in Duitsland. De stichter was een Westfaals priester Eduard Michelis, die zich het lot van arme kinderen in zijn geboortestreek aantrok (1842). De jonge orde richtte zich op het onderwijs aan en opvoeding van met name weeskinderen en kinderen uit de arme milieus. Spanningen en conflicten tussen de katholieke kerk en het wereldlijk gezag in de Duitse staten (1872-1878) leidden ertoe, dat geestelijke orden en congregaties uit Duitsland werden verbannen (Bismarck, Kulturkampf). Ook de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid moesten hun weeshuizen en scholen sluiten en de Duitse staten verlaten (1876). Zij vonden dicht bij Duitsland, met name in Limburg (Blerick, Steyl), onderdak en gingen zich inzetten voor ziekenverpleging, bejaardenverzorging, opvang van weeskinderen en het geven van onderwijs. Daar, rondom Venlo, kwam dokter Pierre v.d. Loo in contact met de Zusters, een contact dat ten slotte leide tot de overname van de Roepaan door de Congregatie.

Wens

Dokter Van de Loo had met de zusters over de behoefte aan sociaal-maatschappelijke hulp en zorg in zijn geboortestreek gesproken en uitte de wens, dat zij vanuit de Roepaan met hun liefdesdiensten begonnen. Het werk dat de Zusters van Liefde in Gennep deden, zouden de zusters uit Steyl in Ottersum en Ven- Zelderheide gaan verrichten. De gedaanteverandering van de Roepaan in een zustersklooster zou met Gods hulp langzaamaan zijn beslag krijgen. Het moederhuis in Blerick vaardigde drie nonnen af om in Ottersum kwartier te gaan maken.

Roepaan < Maria Roepaan

De Kroniek van de Maria Roepaan geeft (in het Duits) een verslag van de start in Ottersum. We laten hier de Kroniekschrijfster zelf aan het woord:
“Donderdag 27 april 1882 vertrokken wij gedrieën (Zr. Walburga, Zr. Agnes en mijn persoontje) in gezelschap van Eerwaarde Moeder om half 11 uit Steyl naar Venlo, en vandaar om 13.00 uur per schip over de Maas naar Gennep af. Heer burgemeester Van de Loo van Asperden en Hassum stond met zijn rijtuig aan de Maas om ons af te halen, evenals koster Pubben uit Ottersum met twee boerenkarren om onze bagage te vervoeren.
Wij werden met ons vieren naar de pastorie in Ottersum gebracht, waar de tafel al voor ons gedekt stond en we koffie met gebak kregen. Mijnheer pastoor (Engelbert van Haeff), mijnheer kapelaan (Antoon Sanders) en mijnheer de burgemeester (Willem van de Loo) zaten al aan tafel. We tastten spaarzaam toe, ofschoon we honger genoeg hadden. Ten slotte bracht het rijtuig ons naar ons nieuw tehuis, waar tante Nelleke (van de Loo) en haar twee nichten, mejuffrouw Adelheid en Mej. Hubertine van de Loo, ons ontvingen.

De volgende dag bezochten we de oude mevrouw Michels (Henrica Wilhelmina Gertrudea van de Loo) in Gennep, die ook een kind uit het huis De Roepaan is, een oudere zus van tante Nel. Zij had juist bezoek van een pater Redemptorist (Hermanus Gerardus Wilhelmus Michels) uit Roermond, de broer van haar man zaliger.Daags daarna, zaterdag, verliet Eerwaarde Moeder ons. Wij hielden ons die dag wat op de achtergrond en lieten de huiselijke bezigheden en het eten koken nog over aan tante Nelleke. ’s Zondagsmiddags kwam haar zus (Zr. Ursela) en een zuster uit het Norbertus-Gesticht haar met een rijtuig ophalen om haar mee te nemen naar Gennep.”

Nieuwe naam

De laatste Van de Loo verlaat op Zondag 30 april 1882 dan de Roepaan. De zusters van de goddelijke Voorzienigheid nemen het gebouw over en richten het in als provisorisch klooster. De naam ‘Roepaan’ wil men handhaven, al geven de zusters hem een religieuze dimensie voor de toevoeging ‘Maria’. Onder de toevlucht en bescherming van de Moeder Gods willen de zusters hun heilzaam werk in het Ottersumse beginnen. De ‘Maria Roepaan’ komt steeds meer in de gesprekken voor; de naam ’Roepaan’ raakt langzamerhand in onbruik.

http://www.zusters-goddelijke-voorzienigheid.nl/roepaan.pdf