Zr.Antonine: Ik ben opgegroeid als meisje op de boerderij, in een gezin van zes kinderen. We hebben veel plezier gehad samen en met de vrienden uit de buurt. We hadden veel ruimte om te spelen enz. We zijn ook godsdienstig opgevoed met liefde voor de medemens en iedere zondag naar de kerk.
Op school kregen we les van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid. In de Kindsheidoptocht mochten we meetrekken als Zuster of een heilige . De werkzaamheden die de Zusters in de parochie deden, spraken mij aan. Bij mij speelde toen al dat ik zuster wilde worden en dat bleef verder in mij groeien door de indruk die de zusters op mij maakten.
Toen we uiteindelijk van school kwamen, werd het voor ons een ander leven, werken op de boerderij, maar voor allemaal was er geen werk.Onze ouders zeiden: dat we om de beurt ander werk zouden gaan doen, buitenshuis. Zo ben ik in het ziekenhuis in Helmond gekomen, bij de Zusters van Liefde, en wel in de keuken. Ik deed dat niet graag. Daarna kwam ik weer enkele jaren thuis en vervolgens ben ik in Lierop bij de Zusters gekomen en wel op verschillende posten waar hulp nodig was.
Ondertussen was ik ongeveer 18 jaar. Ik leefde nog steeds met de gedachte zuster te worden om zo Jezus’ weg te gaan en er te zijn voor anderen.
Mijn ouders vonden mij nog te jong. Ze vonden het beter om eerst meer ervaring op te doen in mijn verder leven. Dus géén toestemming. Na enkele jaren heb ik opnieuw gevraagd en toen vonden mijn ouders het goed. Zo ben ik in 1954 ingetreden bij de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid.
Achteraf heb ik er nooit spijt van gehad dat ik heb moeten wachten; het zetten van de stap heeft in mij een sterkere groei bewerkt, zo heb ik dat ervaren. Wat het kloosterleven precies inhield, was voor mij niet duidelijk, maar door wat ik in die jaren gehoord en gezien heb, bleef het verlangen in mij groeien.