Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

Zr.Nicolette: Mijn wieg stond in Vreeswijk, nu heet het daar Nieuwegein-Zuid, een dorpje tussen veel water. Het Merwedekanaal splitst zich daar in drie stromen, waaromheen de huizen staan. ’s Winters werd er veel geschaatst. Ik weet nog dat de Beatrixsluis gebouwd werd en de Viaanse brug over de Lek. In de Lekstraat ben ik geboren op 14 maart 1924 als vijfde kind.Vader had hier een fietsenwinkel met reparatieruimte in de kelder, die van buitenaf bereikbaar was. Hij kon ook heel goed schaatsen slijpen. Moeder zorgde voor de sigarenwinkel.

In de Barbarakerk ben ik gedoopt. Moeders broer werd mijn peter. Na mijn geboorte  was moeder ziek en zwak zodat mijn ouders van de dokter afstand moesten doen van de sigarenwinkel; mijn peetoom heeft de sigarenwinkel en het huis overgenomen, en wij verhuisden. Mijn vader begon toen een expeditiebedrijf. Het was 1924. Met een auto van Vreeswijk naar Utrecht, dat was in die tijd wat nieuws; er reed wel een paardentram. We mochten wel eens mee naar Utrecht waar mijn opa en opoe woonden, de ouders van mijn vader. Ik herinner me de boterhambordjes met een roze bloemetjesrand. Een boterham met jam, in dobbelsteentjes gesneden. Ik denk dat ik toen 4 jaar was. Als vader klaar was, kwam hij ons weer halen. Toen het wat meer bekend werd, kwamen de drukke moeders vragen of  mijn vader een paar boodschappen mee wilde brengen zoals kaartjes wol om sokken te stoppen; daarvoor moest hij naar V&D. Ja dat kon in die tijd. Maar hij vond dat maar niets.Toen kwam de tijd van de werkloosheid en dus armoede, daardoor was er ook voor vader niet genoeg werk en moest hij de zaak stilleggen.

We waren thuis met elf; moeder, vader en negen kinderen: zes meisjes en drie jongens. De oudste een jongen, dan volgden er twee meisjes, dan weer een jongen en dan volgden nog vier meisjes en daarna nog een jongen. Van die vier meisjes was ik de oudste, de middelste van allemaal, ik hoorde nooit bij de oudsten en nooit bij de kleinen. Toen mijn oudste broer achttien en mijn jongste zus zes jaar was, werd mijn  jongste broer geboren.

Ik heb het thuis altijd erg gezellig gehad, ondanks de grote zorgen die er ook waren, b.v. ’s avonds, als we samen koffie dronken en vader de krant las, waren moeder en mijn oudste zussen aan het stoppen en naaien, maar ook aan het borduren of andere handwerkjes. Ik had daar geen zin in en las graag boeken. De jongeren speelden met poppen en zo. Er werden ook spelletjes gedaan als kaarten, dammen en sjoelen; ook dat bracht gezelligheid. Naar de zaterdagmiddagen, als de jongens ook thuis waren en vader een sigaartje opstak en moeder het vlees aanbraadde, heb ik lang heimwee gehad.

Als kinderen gingen we iedere dag naar de kerk en dan naar school zoals in die tijd heel gewoon was. Overdreven Rooms waren we niet. ’s Zondags allemaal naar de Mis en ’s avonds met een paar naar het lof. Het was leuker op straat  te spelen met anderen  dan naar de kerk te gaan.

Mijn moeder was een diepgelovige, fijne vrouw. Zij had een luisterend oor voor velen. Zij leerde ons o.a. dat we voor alle mensen respect moesten hebben en dat we tegen alle mensen beleefd moesten zijn, zonder uitzondering!

Toen ik zes jaar was, en op de 1ste klas zat, zijn we naar Zuilen verhuisd. Dat was wat…In april ging ik nog een paar dagen naar de r.k school, daarna een paar weken naar de protestantse school in Vreeswijk. De protestantse school, dat vond mijn moeder zo erg, dat kon niet, daarom zijn we naar Zuilen verhuisd. Mijn vader had  iets met die hoofdonderwijzer van de katholieke school gehad vanwege het overgaan of blijven zitten van mijn oudste broer.

Ik kwam in Zuilen bij Zr. Magdelina in de klas, mijn eerste kennismaking met onze zusters. Het was rond 1930, er heerste grote werkloosheid; ook mijn vader was werkloos. Tot hij in 1933 het expeditiebedrijf weer oppakte en ging rijden naar Breda, later ook Tilburg erbij, nog wat later Eindhoven, Helmond, Roermond en Maastricht.

We woonden toen in de stad met een onderbreking van een jaar dat we weer in Vreeswijk woonden. Mijn vader had de verhuisziekte, geloof ik, en hield van veranderingen.

Als hij maar vooruit kwam. De zaak groeide uit, er kwamen chauffeurs bij en er moest een grotere garage komen.  We kwamen weer in Zuilen terecht waar hij een huis kocht en een grote garage erbij liet bouwen.

Ik was toen al van school af; al met al heb ik verschillende lagere scholen gehad en heb nog moeite met taal. De 1ste klas van april tot september in Vreeswijk en in september 1ste klas in Zuilen; dat was een goeie grondslag voor lezen en rekenen. Weer een jaar in Vreeswijk en daarna nog drie jaar in Utrecht bij de zusters van Liefde uit Tilburg.

Nu in 2006 bestaat de zaak nog, nu Internationaal. Twee kleinzoons van mijn vader zijn nog werkzaam in de zaak.  Ook mijn drie broers hebben erin gewerkt. Ons hele gezin was er nauw bij betrokken, ook wij meisjes moesten helpen als we vrij waren. Er moest op tijd koffie en thee zijn, en “s avonds tegen tien uur als de chauffeurs thuis kwamen een warme hap.

Vier meisjes…allemaal thuis, dat ging natuurlijk niet.

We kregen een filiaal van C Jamin in de Lijnmarkt in het Centrum van Utrecht, onder de rook van de Dom, waar mijn oudste zus filiaalhoudster werd. De tweede zus werkte ook daar en ik was thuis, maar dat was niet mijn hobby. Ik ben een tijdje bij een oom in Vreeswijk geweest, toen mijn tante gestorven was, om mijn nicht te helpen en om het huishoudelijke werk van haar te leren. Zij was 25 jaar en had na de ziekte van mijn tante gezelschap nodig en hulp. Thuis maakte ik daar gekheid over en zei: ik ga voor heropvoeding naar ome Jo.

Toch ben ik ook in de winkel gaan werken toen mijn nicht zover was dat ze het alleen weer aankon en mijn oudste zus ziek werd. We waren toen met z’n tweeën in de winkel, één hele bezige bij, en één…… nou ja, werken was nog steeds mijn hobby niet.

We deden veel mensenkennis op thuis met de zaak en in de winkel.

Daar ontdekte ik dat er wel meer in mij stak dan ik wilde weten, laat staan er vooruit te komen. Maar toch werd het dringen in mijn binnenste en een bewust worden van een heel ander soort ideaal dan ik ooit gedacht had. Na veel onderdrukking en weg moffelen van die gedachten, werd ik me bewust dat ik daar aan toe moest geven wilde ik rust krijgen. Het kloosterleven!