Zuster M.Desiree vertelt.
…..De tijd heeft vleugels
maar geen teugels….
Tijd is beweging en zo is het ook met de lange jaren die achter mij liggen sinds ik als interne leerling met negen klasgenoten tegelijk de overstap maakte van de driejarige mulo naar de vierjarige kweekschool : constant de vaart erin…
Dit bracht bij ons geen cultuurschok teweeg, want beide scholen waren gehuisvest in hetzelfde kloostergebouwencomplex dat vroeger niet alleen de Antoniuslaan, maar heel Blerick beeldbepalend domineerde.
Het was september 1947. Bijna de helft van onze muloklas maakte na een succesvol eindexamen de keus voor het onderwijs. Daar zat toen volop muziek in want vlak na de oorlog heerste er een nijpend gebrek aan onderwijzend personeel. Er werden toentertijd zelfs spoedcursussen gegeven om jongelui – in het bezit van een diploma gymnasium of h.b.s.- in de gelegenheid te stellen in één jaar tijd de onderwijsakte te halen.
Tijdens de zomervakantie van dat jaar had zich op de kweekschool een ware omwenteling voltrokken. Met uitzondering van zr. Bernardi, lerares pedagogiek, psychologie, geschiedenis, en zr.Ignatio, lerares handwerk, was het overige docentencorps aan zusters-leraressen (m.i.v. de directrice) allemaal verplaatst en door nieuwe gezichten vervangen : zr.Magdalie, directrice, zr.Dionyse, zr.Ireen, en zr.Montfort. De reden daarvan bleef geheimzinnig in nevelen gehuld ……
Voor ons, eerstejaars, had die plotselinge omslag weinig te betekenen, maar aan de hogere klassen bracht die massale personeelswisseling een gevoelige slag toe. Hun reactie kwam een keer tot uitbarsting toen de vroegere directrice zich op een avond even in de studieklas liet zien. Dat was heel heftig en emotioneel. Aan ons ging dat grotendeels voorbij, voor ons was immers toch alles en iedereen nieuw.
We kregen les van drie leraren : rector E.Hell, godsdienst uit zijn eigen, pas verschenen methode, levensleer en kunstgeschiedenis; de heer P.Sprengers, wiskunde, fysica en rekenkunde; en de heer F.Verbakel, aardrijkskunde en gym.
Doordat wij met z ’n tienen al drie jaar lang alle kostschoollief en -leed met elkaar hadden gedeeld, vormden we als groep een hechte kern waar de nieuwkomers, extern zowel als intern, zich in prettige wisselwerking met ons al heel gauw bij aansloten. Met verschillende leerlingen uit de schipperwereld en overzeese gebiedsdelen – Indonesië en Aruba -vormden we een “mondiaal “ gezelschap. Hun positieve, exotische invloed en inbreng werd op allerlei terrein merkbaar; dat werkte geest- en blikverruimend wat onze ontwikkeling alleen maar ten goede kwam.
Wat meteen opviel bij de overgang van mulo naar kweekschool was het lesrooster. Vergeleken met het strakke, strenge, puur op examenresultaten gerichte vakkenpakket van de mulo, ging het er op de kweek veel makkelijker en relaxed aan toe. De mulo bood geen enkele ruimte voor expressievakken. Dat vond zijn oorzaak in het feit dat de meeste leerlingen van de lichting 1947 vanwege het oorlogsjaar ’44 – ’45 een flinke achterstand hadden opgelopen. Tussen september ’44 en mei ’45 waren alle schooldeuren immers gesloten geweest en die verloren tijd moest zo snel mogelijk worden ingehaald.
In tegenstelling daarmee stonden op het kweekschoolprogramma leuke en ontspannende vakken zoals tekenen, schilderen, kalligrafie- waarbij menig verborgen talent werd ontdekt- muziek, zang, gym, handwerk en later handenarbeid, allemaal vakken waar je praktisch geen huiswerk voor op kreeg; dat was een hele taakverlichting!
Een volgende verrassing was de ontdekking dat je bij Frans, Duits en Engels alleen maar hoefde te vertalen naar het Nederlands, waarmee de grammatica grotendeels verdween. Verder werd er, ook buiten de lestijd, veel aandacht en tijd besteed aan cultuur zoals bezoek aan theater en (school-) concert in Venlo.
Wat de dagorde en de invulling daarvan betreft, dat ging net als op de mulo, volgens een vast schema en werd ook weer bepaald door het tikken van de klok en het luiden van de bel.
Van het vroege opstaan (6.30) tot het ook weer vroeg naar bed-gaan (21.30) was het de regelmatige gang van slaapzaal (met chambrettes) naar de als kapel ingerichte vroegere jongensrefter voor de dagelijkse Mis, van kapel naar refter, van refter naar studieklas, van studieklas naar leslokaal en halverwege de dag in omgekeerde richting, afgewisseld met pauzes voor maaltijd en ontspanning. Van 17.00 – 19.00 en van 20.00 – 21.00 studie ondertoezicht in de gemeenschappelijke studieklas.
Twee keer in de week werd de eerste studietijd onderbroken door het Lof in de kapel; een welkome afleiding, want dat betekende een korte wandeling door de tuin.
Van 21.00-21.30 recreatie met dagsluiting. En zo werd het telkens weer avond en morgen, de zoveelste dag..
Er heerste orde en discipline op alle terrein en daar werd streng de hand aan gehouden, vooral aan het stilzwijgen tijdens de studie. Verder diende je overal stipt op tijd aanwezig te zijn, voorzichtig en spaarzaam met spullen om te gaan – vooral met boeken, eigendom of niet – en verlof te vragen om van de gewone gang van zaken af te wijken Binnengekomen en uitgaande post ging via het postbakje bij de directiekamer, alhoewel…..wat dat laatste betreft, wisten we die regel dank zij externe klasgenoten, makkelijk te ontduiken.
Feitelijk was het kostschoolleven van die tijd enigszins te vergelijken met de historische kloosterscholen.
Toch bewaar ik aan die zeven jaren eigenlijk alleen maar prettige en dankbare herinneringen. Het strakgetrokken stramien van orde en regelmaat – wat het studieresultaat alleen maar ten goede kwam – werd periodiek onderbroken door allerlei vormen van recreatie. Omdat we maar één keer per maand naar huis mochten, organiseerden we vooral tijdens de wintermaanden op zondag feestavonden. We gaven dan uitvoeringen op het gebied van muziek, zang, volks- en reidans, ballet, declamatie, toneel en verhaalkunst, waarbij menige begaafdheid tot ontwikkeling kwam. Het was vaak een ware talentenjacht. .
Dank zij de vrolijke repetities vooraf, slaagden we er in om een volledig programma aan te kunnen bieden waar expressiviteit, creativiteit en originaliteit het hoogst haalbare bereikten.
Ter gelegenheid van een jubileum werd er echt op hoog niveau gespeeld.
Dan werd er een literair toneelstuk opgevoerd waar wel een paar maanden repetitie aan vooraf gingen. Zo kan ik nog hele fragmenten citeren uit het allegorisch meesterwerk van de Spaanse dramaturg Calderòn (1600-1681) “Het leven is een droom”, een combinatie van tekst en zang op prachtige muziek in mineur, waarbij de vier elementen Aarde, Water, Lucht en Vuur een hevig gevecht voeren om de overwinningskrans. Het is nog steeds een klassieker.
Rector E.Hell heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het cultureel erfgoed. Hij heeft ons gevoel voor kunst bijgebracht. Aan de hand van wissellijsten gaf hij elke maandagmorgen in elk klaslokaal tekst en uitleg over telkens weer een ander voorbeeld uit de wereld van de schilder-, beeldhouwkunst of architectuur.
Ook op muzikaal terrein heeft hij ons cultureel gevoel ontwikkeld. Als voorbereiding op een concert in het concertgebouw of een toneeluitvoering in de schouwburg, liet hij ons kennis maken met het betreffende thema door fragmenten van het gesproken woord of van de muziek alvast te laten horen.
Zijn doel met ons was: die kennis niet alleen te verwerven, maar die ook vast te houden.
In zijn godsdienstlessen wekte hij op tot een zelfbewuste en kritische houding, ook tegenover jezelf en tegenover al te stellige geloofswaarheden.
Wanneer wij elkaar ontmoeten op onze klasse-reunie, blijkt dat zijn stem, evenals die van menig ander docent, verder heeft geklonken dan die van een roepende in de woestijn. We hebben er meer van opgestoken dan zij hebben kunnen vermoeden.
Het kweekschoolleven op “Maria Regina” heeft mijn leven sterk positief beïnvloed.
Ik kan alleen maar zeggen dat de combinatie van opleiding, vorming, studie, cultuur en recreatie mij in hoge mate heeft verrijkt.
Na het behalen van de akte 77a in juli 1951 stonden we met ingang van 1 september, amper twee maanden later, praktisch allemaal al voor de klas. De meesten van ons hadden niet eens officieel hoeven te solliciteren:de scholen stonden ons op te wachten.
Zelf werd ik meteen geconfronteerd met 48 leerlingen in een combinatie van klas 4 en 5 (nu groep 6 en 7). Ze zaten nog twee aan twee in vier rijen van zes banken, één rij 4e en drie rijen 5e.klas. De vroeger geldende regels voor discipline maakten het lesgeven op die manier mogelijk.
Dat heb ik vier jaar gedaan en volgde intussen op de vrije zaterdagmiddag op dezelfde kweekschool in Blerick de hoofdaktecursus 77b.Daarna heb ik de levenskeus gemaakt die me vanaf mijn 18e steeds duidelijker was geworden: in Steyl in te treden. Thuis waren ze er niet zo mee ingenomen, maar in die vier jaar heb ik bewezen mijn besluit weloverwogen te hebben genomen. Ik heb die tijd rendabel gemaakt, voor mezelf en deels voor mijn ouders als tegemoetkoming voor hun studie-investering. In een groot gezin zoals het onze, waar iedereen de kans kreeg een opleiding te volgen, was dat bijna vanzelfsprekend. De leerplichtige leeftijd was toen 13/14 jaar, studiefinanciering bestond niet en het verder studeren na de lagere school was een voorrecht; je werkte er ook naar.
Met plezier en voldoening kijk ik terug op al die jaren die me in de gelegenheid hebben gesteld mijn leven inhoud te hebben kunnen geven. .
zr. Marie-Desiree