Eerste Graaf van Loonstraat 6a – 5921 JC – BLERICK

 

Zowel in haar noviciaat als daarna werkte Zr. M.Antonine in de huishouding, meestal in de keuken. Eerst was dat in Steyl en vervolgens in Blerick. In 1961 ging ze naar Maria Roepaan. Zij vertelt hierover het volgende:

Ik ben geboren in LIEROP in het BRABANTSE LAND .Ik was 23 jaar oud toen ik intrad bij de Zr. V. d. GODDELIJKE VOORZIENIGHEID in STEYL in het jaar 1954. In mijn noviciaattijd heb ik verschillende werkzaamheden gehad op huishoudelijk gebied zoals in de keuken en de wasserij. Na de eerste geloften kregen we onze vaste werkzaamheden. Dit was voor mij in de keuken in STEYL voor onze eigen zusters, ongeveer180 personen.
Later in BLERICK, dat was voor onze zusters die daar werkten in scholen, in de wijk en in een internaat voor meisjes van de kweek en de mulo, (zo was toen de benaming) zo ongeveer 300 personen.

In 1961 ging ik naar MARIA ROEPAAN in een heel andere keuken werken met 2 zusters en verder met leken. (3 meisjes) Het was een inrichting voor zwakzinnige kinderen, ongeveer 400 kinderen en 100 personeelsleden. De patiënten die het konden mochten mee helpen. We hadden er echt hulp van en het was leuk voor ons en voor de patiënten.

Dit was in de oudbouw aan de KLEEFSEWEG 9, in OTTERSUM.
Het was een grote overgang voor mij, een heel sobere keuken met een fornuis dat met kolen werd gestookt. Daarbij hadden wij 2 stoomketels in gebruik. Het was echt behelpen om alles op tijd klaar te hebben.
De kinderen kregen iedere morgen pap en melk. ’s Middags was er altijd stamppot, waar vlees, groenten en aardappelen voor gebruikt werden. Dat was gemakkelijk om te eten te geven. Ze kregen een toetje als nagerecht.
Eén ketel was voor de stamppot, de ander om soep aan de kook brengen en dan in een grote pan op het fornuis te zetten om gaar te trekken, want op het fornuis kon men niet koken, wel eten warm houden en gaar laten worden. Dan de groenten in de ketel gaar laten worden, op smaak maken en verdelen in dekschalen en in de warmkast plaatsen, vervolgens de aardappelen er in. Zo kon men het precies redden.
Ik ben in de keuken gekomen omdat ze gingen verbouwen. Ze waren maar met twee zusters in de keuken, maar een zuster was op leeftijd en kon de veranderingen niet meer aan.
Later begonnen ze met breken, eerst de schoorsteen er uit en zo ging het verder. We moesten gewoon koken met datgene wat we nog konden gebruiken. Het was dubbel hard werken want alles moest ’s morgens klaar zijn, ook de pap en melk voor ‘s avonds. Na de middag mochten we niet meer in de keuken komen. Er zijn heel wat traantjes gevallen, maar we spraken elkaar moed in, maakten wat plezier en gingen weer verder. Toen het zo ver was dat de keuken klaar was op de oudbouw, mocht ik ze het eerste gebruiken. De mannen die gehele nacht hadden door gewerkt, zouden mij aanwijzingen geven om de ketels te gebruiken. Het waren ingebouwde ketels als een batterij.Een van ons twee had altijd vroege dienst. Dat was om half 6 beginnen om de pap en melk klaar te maken en het was toen mijn beurt. Het was leuk toen ik in de keuken kwam; geen sterveling te zien, alleen bezems en kloppers enz. in de ketels geplaatst. Wat nu dacht ik? Gelukkig kwamen zo voor en na de kopjes achter de ketels uit .Ze hadden zich verstopt achter de ketels om te kijken hoe ik reageerde. Het was een grap! Toen kreeg ik uitleg van de mannen en nog een half jaar mocht ik in deze keuken werken.
Dit moest allemaal gebeuren met het oog op de toekomst: de nieuwbouw aan de SIEBENGEWALDSEWEG 15 , als uitbreiding om meer kinderen op te kunnen nemen, tot ongeveer 700. Het vervoer van eten naar de nieuwbouw moest worden uitgeprobeerd. Hoe zou het eten vervoerd kunnen worden? Het moest immers goed op temperatuur blijven.Wat voor pannen moesten ze aanschaffen? Het was wel leuk om dit eens mee te maken, ondanks het werk dat we ermee hadden.
Toen dit alles klaar was heb ik nog een half jaar mogen genieten van deze keuken. Toen kreeg ik een verplaatsing naar ROTTERDAM om te zorgen voor de kinderen van de b.l.o en kinderen die onder de kinderbescherming stonden. Dit heb ik 5 jaar mogen doen.
Later ben ik weer terug gekomen in Maria Roepaan en wel in de nieuwbouw.Dit was in 1971.
Het was een mooie keuken heel anders dan in de oudbouw. We moesten nu koken voor ongeveer 1000 personen. Er waren meer stoomketels en een lopende band om de voeding te verdelen, want de kinderen kregen nu vlees, groenten en aardappelen apart, dus de stamppot was vervallen. Voor de kinderen echt een vooruitgang. Het eten moest allemaal gebracht worden naar de paviljoens en dat waren er 10. Nu werd er gewerkt met koks en andere mannen en vrouwen, dus weer een grote verandering voor mij. Het is mijn ervaring dat in de oudbouw meer samenwerking was met al het personeel. We kenden elkaar omdat we elkaar vaker ontmoetten. In de nieuwbouw was het anders, ieder ging naar haar eigen paviljoen, zodat er minder contact was. Toch was het een prettige samen werking, nooit spijt gehad van wat ik allemaal mee gemaakt heb. Zo heb ik dit werk met veel plezier gedaan, vooral voor de kinderen, die geen gemakkelijk leven hadden maar toch zeer dankbaar waren.
Mijn inzet is altijd geweest een goede en smakelijke maaltijd op tafel te brengen, zodat de voeding weer kracht en sterkte gaf aan de medemens om zijn werk goed te kunnen doen.
Het spreekwoord zegt: er is nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden.
Dit is ook mijn ervaring, over de smaak valt niet te twisten. Ik neem zo mooie herinneringen mee in mijn leven, het was wel veel zorgen dat alles goed verliep en hard werken, maar ook veel hartelijke dank ontvangen.
Zo dat ik nu met dankbaarheid terug mag kijken in mijn leven en het heeft mij sterk en rijker gemaakt wat ik heb door kunnen geven in mijn leven, Want nu is de tijd gekomen van loslaten, begrip tonen tegenover het personeel en mijn tijd anders invullen zodat het nog zin geeft in mijn verder leven nu ik ouder ben.
.Zr. Antonine Bekx.